Esmee Visser krabbelt weer op
Olympisch kampioene worstelde met haar status en met zichzelf
door Eric Korver
Ze was de sensatie van de Spelen in Pyeongchang. Vanuit het niets won Esmee Visser olympisch goud op de vijf kilometer. Maar daarna werd het stiller en stiller rond de frêle Leidse, die worstelde met haar status en met zichzelf. Visser belandde in een diep dal en juist nu, in het volgende olympische seizoen, krabbelt ze langzaam weer op. ,,Ik ben nu al best trots op mezelf.’’
Inzell, het Zuid-Duitse schaatsdorp ingeklemd tussen de uitlopers van de Alpen. Het weer is niet het beste dat Beieren doorgaans in deze tijd van het jaar heeft te bieden. Druilerig, mistig. Esmee Visser (25) maalt er niet om. ,,Ik houd van Inzell’’, zegt ze. ,,Dit is echt een heel andere omgeving, en ik word altijd een beetje zen in de bergen. Bovendien kan ik hier nog even echt stappen maken. Ik ben heel perfectionistisch, heb altijd een soort overfocus in alles. In Inzell kan ik me zelfs nog meer focussen, maar daartussen wel beter mijn rust pakken. Voor mij is echt lekker hier.’’
In de Max Aicher Arena werkt de rijdster van team IKO het laatste deeltje van de voorbereiding op het nieuwe seizoen af. Ze staat er goed voor, zoals dat in schaatsjargon zo mooi heet. Het is de volgende stap in een lange weg die ze heeft afgelegd na een dramatische winter, waarin Visser geen schim meer was van de jonge vrouw die naar olympisch goud zwierde. ,,Ik ben in een diep dal beland’’, verzucht ze. ,,Alles wat er de afgelopen jaren gebeurde kwam samen in vorig seizoen, en het is een lang en zwaar proces om daar weer uit te komen. Ik moet mijn lichaam weer leren kennen, inzien hoe het werkt. Jorien ter Mors helpt me ook daarbij. Zij heeft ook veel meegemaakt met overtraining, en zegt dat je lichaam daarna anders is en je even niet zoveel aankan als voorheen. Dat geeft ook onzekerheid.’’
Denker
Ze is een denker, geeft ze toe. En denken is soms even niet de beste eigenschap voor een topsporter, want denken leidt niet zelden tot twijfel. ,,Klopt’’, beaamt Visser. ,,Voorheen had ik dat niet zo, maar het afgelopen jaar en nu nog steeds veel.’’ Dat is, hoe gek het ook klinkt, een gevolg van haar olympische succes. ,,Dat overkwam me allemaal een beetje. Ik volgde keurig op wat er werd gezegd, dacht daar niet te veel over na. Maar door de status die goud met zich meebracht, wilde ik ook leven als een topsporter. Ik wilde kennis en kunde hebben, dan weet je wat je doet. Ik ben me gaan verdiepen in de wetenschap en de materie van schaatsen. Het laatste jaar ben ik daardoor steeds meer gaan nadenken bij wat ik doe, en daarmee komt ook automatisch de twijfel.’’
Na de Spelen speelde dat nog niet zo. Als ze terugkijkt, stelt Visser, heeft ze eigenlijk een omgekeerde carrière gehad. ,,In het eerste jaar na de Spelen kon ik nog behoorlijk relativeren, vond ik dat er op basis van dat ene jaar niet te veel verwacht kon worden van me. En dus kon ik nog lekker schaatsen, was ik best onbevangen. Natuurlijk legde ik mezelf wel druk op, maar dat heb ik nooit als negatief belastend ervaren. Maar in de jaren daarna denk ik dat ik me de druk van die titel ook vooral zelf heb opgelegd.’’
Visser zakte uiteindelijk weg in een moeras. Hoe harder ze spartelde, hoe slechter het ging. Maar in al die sportieve ellende kwam het woord ’stoppen’ nooit in haar op. Zeker niet, zegt ze fel. ,,Ik heb voor m’n gevoel nog niet laten zien wat ik maximaal kan. Dat is vooral voor mijzelf een heel grote drijfveer. Ik wil m’n beste ik laten zien, vooral aan mezelf eigenlijk. Ik wil voor mezelf bewijzen wat ik maximaal kan, en ik wil ook voor mezelf bewijzen dat ik kan omgaan met zo’n dal en daar ook weer uit kan komen. Ik was echt nog niet klaar met schaatsen.’’
Hobbeltje
Ze laat even een korte stilte vallen. ,,Schaatsen’’, zegt ze dan, ,,is zo’n mooie sport en het is zo’n mooi leven om te leiden. Als het goed gaat. Vorig jaar was echt minder, en dat dal was echt niet leuk, maar ik wil me ook niet door een hobbeltje uit het veld laten slaan. Ik heb geen moment gedacht aan stoppen. Ik dacht er wél aan dat het anders moet, en hoe ik hieruit moest komen.’’
Dat hoeft ze niet alleen te doen. Esmee Visser wordt bijgestaan door haar trainers Erwin en Martin ten Hove en Erik Bouwman. Dat vindt ze prettig. ,,Ik ben een teamspeler. Winnen doe je samen, zo zie ik dat. Vorig jaar was ik door corona erg op mezelf gericht, wilde het ook allemaal zelf doen en zelf oplossen. Dat is gewoon heel slecht geweest voor me, en daar hebben we met z’n allen heel erg van geleerd. We zijn om de tafel gaan zitten en hebben vervolgens met elkaar besproken hoe we mij het beste hieruit konden krijgen. We hebben een plan gemaakt en dat voeren we samen uit. We delen alles. Ík deel álles, ben superopen. Ik heb ook hulp van een psychologe, en daarbij schuiven de trainers ook af en toe aan. We proberen er echt samen aan te werken.’’
Waarde
En juist aan begrippen als ‘samen’ en ‘met elkaar’ hecht Esmee Visser grote waarde. Het is niet alleen de bescheidenheid die haar altijd al typeerde, maar ook haar werkelijke gevoel. ,,Dat heb ik altijd wel gehad. Als ik ook terugdenk aan de Spelen zie ik mijn medaille als een overwinning van Remmelt (Eldering, haar toenmalige coach, red.) en mij, niet alleen van mezelf. Dat hebben we sámen bereikt. Ik vind het heel mooi dingen niet alleen te doen. Alleen iets vieren is ook niks. Je moet in mijn ogen samen met mensen als het ware een proces vieren.’’
Visser heeft de weg terug inmiddels gevonden. Maar ook dat gaat weer met vallen en opstaan. Elke dag is er weer eentje vol uitdagingen, maar ook vol onzekerheid. ,,Je moet het niet iedere dag allemaal zo nauw nemen met hoe je je voelt, maar dat is ook best lastig omdat je in een olympisch seizoen zit, stappen wilt maken en terug wilt naar hoe makkelijk je toen in de rondte reed. Ik moet zeggen dat dat proces echt heel goed gaat, dat ik echt veel dingen heb overwonnen. Fysiek ben ik qua waardes en zo ook echt wel goed. Echt écht goed eigenlijk.’’
Maar terugkomen is meer dan waardes meten. ,,Al die dingen er omheen, dat speelt ook mee. Dat gaat met ups en downs. Ik blijf ervan overtuigd dat ik op de goede weg ben, maar ik moet nog wat heuveltjes overwinnen. Ik moet ook vertrouwen hebben in het proces, geduld hebben. Dat is voor mij nog weleens lastig, maar ik probeer het met volle overgave en volle focus. En op het ijs in de trainingen rijd ik nu soms zó lekker dat ik echt aan het genieten ben. Ik heb ook weer heel veel plezier in alles. Dat is voor mij de sleutel tot succes.’’
Andere criteria
Een nieuw olympisch seizoen lijkt het perfecte moment om af te rekenen met de nasleep van de vorige Spelen, maar zover wil Visser eigenlijk al niet eens denken. In de situatie waarin ze nu zit gelden andere criteria. ,,Als ik zie hoe ik aan het opkrabbelen ben en hoe ik er nu voorsta, dan ben ik alleen daarom al trots op mezelf. Maar ook op de staf van IKO. Het zou al een prachtige bekroning zijn, en misschien ook een soort van opluchting, als mezelf kan bewijzen dat ik uit zo’n dal kan terugkomen. En dan hangt daar niet eens echt een resultaat of een prestatie aan. Ik hoef echt niet nog eens olympisch goud te winnen om zo tevreden en gelukkig te zijn en een periode te kunnen afsluiten. Sterker, als ik mezelf alleen al plááts voor de Spelen ben ik al blij. Dat zou echt een overwinning zijn op mezelf.’’
Ze kijkt er ook naar uit weer te kunnen schaatsen in normale omstandigheden. Terugkeren naar hoe het was, zeg maar. ,,Dat zou supermooi zijn. Niet alleen voor mezelf, maar voor de hele schaatssport. Terug naar normaal en met elkaar het mooie van de sport ervaren. Dat sluit ook aan bij wat ik al eerder zei. Als je alleen iets moet vieren, is dat maar een saai feest. Met z’n allen maak je het mooier. Ik denk dat iedereen daar naar uitkijkt en ik hoop dat ik een steentje kan bijdragen om het deze winter mooie wedstrijden te laten worden.’’