Column: Prijzenpot
Ooit voerden we eens een mooie discussie met een groep mannen die in een luxueus hotel aan de Weissensee zaten te tafelen nadat ze die dag het ijs van het bergmeer hadden bedwongen. Het ging over de toprijders en het prijzengeld dat die in de wacht zouden slepen met de winst in de Alternatieve. Er werd nog gereden in de oude opzet en de dag daarvoor had net Mariska Huisman toegeslagen. Kenners weten dan meteen dat we echt spreken over flink wat jaartjes geleden.
De mannen speculeerden over het bedrag dat zij daarmee zou hebben verdiend. Na wat overleg kwamen ze tot een gezamenlijk oordeel. Huisman zou met haar zege vijfduizend euro hebben opgestreken. We hebben meteen maar even gevraagd of de heren daarvoor wilden tekenen, want dat zou de winnares zonder enige twijfel een gelukkige vrouw maken.
Huisman verdiende met haar winst een paar honderd euro.
Ja, het prijzengeld in het marathonschaatsen is geen vetpot. Het tegendeel zelfs. De mannen en de vrouwen die nog hard moeten werken naast hun sport om rond te komen, moeten al hun best doen om met een paar tientjes thuis te komen.
Arjan Stroetinga verwoordde het eens heel mooi toen hij na een overwinning op de Jaap Edenbaan de vraag kreeg wat hij nou had verdiend. ’Ach, ik heb de ploeg een rondje koffie gegeven en nu is het op’, was het antwoord. Stroetinga was een man van weinig woorden, maar als hij iets zei, was het wel vaak raak.
De gedachten aan die verhalen kwamen boven nu het peloton weer kwam opdraven voor de wedstrijden op de ondergespoten baantjes. ’Natuurijs’. We waren er al zó vaak bij, en zagen elke keer dezelfde taferelen. Duizenden toeschouwers die het ovaaltje omzomen. Vrieskou, Unox-mutsen, gezelligheid.
Niets mis mee.
Maar die duizenden toeschouwers – meestal zo rond de 4000 tot 5000 – tellen wél allemaal zo’n vijf euro neer om langs dat ijs te mogen staan. Snel rekensommetje: dat is 20.000 tot 25.000 euro voor de betreffende ijsclub. Natuurlijk, ze hebben er hun werk van, maar het is lucratieve business.
Harm Visser en Marijke Groenewoud wonen in Winterswijk en kregen daarvoor 200 euro, dat nog gedeeld moest worden met ploeggenoten. Menig rijder ging naar huis met niets. Sterker, met de reiskosten en inderhaast opgenomen vrije middag kostte het gewoon geld om te rijden.
Dat is straks niet anders op de Weissensee. En in Zweden.
We weten het, marathonschaatsers zijn liefhebbers. Maar het zijn ook topsporters, die voor hun inspanningen een passende beloning moeten kunnen verdienen. Daarom steekt het een beetje dat ze zich met tientjeswerk tevreden moeten stellen. Of met niets.
De oude overlegplatformen van de pelotons zijn helaas verdwenen, of niet meer actief. Jammer. Anders hadden zij zich sterk kunnen maken om bijvoorbeeld die opbrengst van een wedstrijd op zo’n natuurijsbaantje te delen met de club. Gewoon fifty-fifty. Dan maakt zo’n club nog een enorme klapper en zou voor het peloton een mooie prijzenpot kunnen worden opgetuigd voor bijvoorbeeld de Grand Prix op buitenlands natuurijs.
Kunnen ze eindelijk eens voor iets meer rijden dan een rondje koffie.
Eric Korver