Alles geven, de rest doet er niet toe
Als je een wedstrijd wilt winnen, moet je alles geven. Tot zover niets nieuws. Maar als je nu alles geeft en je wint niet: wat dan? Wat als je nu vijfde wordt op een Olympische Spelen?
Op 17 februari 2010 wórd ik vijfde. Op de 1000 meter. In de kleedkamer na afloop vliegen de bidons tegen de muur waarna het stil wordt, muisstil. Omdat je alles geeft, hoop je op een beloning… Maar zo werkt het niet in sport of überhaupt in het leven.
Terug in het Olympisch dorp kook ik bijna over van woede als een Canadese vrijwilliger me vriendelijk begroet. Gelukkig kan in de knop omzetten. Het oordeel over mezelf - ik ben een prutser en heb gefaald - zet ik overboord. De wereld, deze beste man, niemand heeft iets aan mijn frustratie.
Mijn schaatsen leg ik neer in de hoek. Falen hoort erbij besef ik me, ook al voelt het naar. Ik loop een dag later door Vancouver, de zon schijnt en de sfeer is geweldig. Ik weet dat ik nog een kans heb en dat ik die moet aangrijpen; wat het resultaat ook zal zijn.
Op welk niveau je ook sport: je presteert het best én geniet het meest als je opgaat in de fysieke activiteit, in het moment. Het is altijd een slecht idee om je bezig te houden met een uitslag of met anderen. Want daar heb je geen invloed op.
Waar je op dat moment wel invloed op hebt? Je innerlijke instelling. Wel of geen Olympische spelen, wel of geen record, wel of geen roem en eer, het zijn allemaal resultaten van: alles geven, dag in dag uit, jaar in jaar uit.
Hartelijke groet,
Mark